We praten de hele dag met de jonge kinderen. We stellen vragen, we luisteren, we knikken . En wie praat er het meest …?
Tijdens kringgesprekken is het best lastig om kinderen te laten spreken en niet steeds zelf aan het woord te zijn. Het is vooral moeilijk om de kinderen op niveau te laten praten. Vaak blijven gesprekken hangen in het hier en nu. Het is nog een hele kunst om verder te komen.
Daarom is het nuttig om na te denken over je vraagstelling. Jouw vraag is bepalend voor het antwoord van het jonge kind. Wil je het kind laten nadenken? Stel dan eens een andere vraag dan: “Wat is dit?” Vraag ook eens: “Wat zou er gebeuren als …?”
Zoals in de groep van juf Annemarie. De peuters spelen met de juf in de huishoek. Annemarie zit aan tafel te wachten op het eten. Ondertussen wordt er een “baby” uit bed gehaald. Een peuter wil de pop omkleden en geeft de pop aan de juf. De bedoeling is duidelijk … Annemarie pakt de pop echter niet aan en vraagt wat er is. De peuter legt het uit en verwacht nog steeds dat de juf de pyjama wel zal uittrekken. Annemarie zegt echter: “Wat nu?” De peuter wordt gestimuleerd om na te denken, legt de baby op tafel en probeert de pyjama uit te trekken. Annemarie prijst het kind.
Bij de denkstimulerende gespreksmethodiek onderscheidt men vier niveaus van vragen stellen. Het gaat van concreet naar abstract.
Tijdens de training over taalstimulering wordt deze methodiek uitgebreid besproken en geoefend.
Aangeraden wordt om bij de voorbereiding van een gesprek in de grote of kleine kring de vragen op de vier genoemde niveaus op te schrijven, zodat je je meer bewust gaat worden van deze denkstimulerende gesprekmethodiek en je je deze eigen gaat maken.
Je zult zien: zo wordt een gesprek nóg leuker! Je zult verrast zijn over de vindingrijkheid en kennis van het jonge kind.